Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5725

Datum uitspraak2008-02-25
Datum gepubliceerd2008-03-05
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/4702
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / wijze van uitoefening algemene politietaak / artikel 2 Politiewet 1993 ter toetsing bij de vreemdelingenrechter
Niet is gesteld dat een daartoe bevoegde rechter de onrechtmatigheid van de aanwending van de in het kader van de algemene politietaken toegekende bevoegdheden heeft vastgesteld. De gegevens die de verbalisanten naar aanleiding van de eerste staandehouding ter beschikking stonden rechtvaardigen het, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf op grond waarvan de vreemdeling krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 kon worden staande gehouden.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 08/4702 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2008 inzake [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1980, nationaliteit Congolese, verblijvende te Zeist in het detentiecentrum, eiseres, gemachtigde mr. G.A. Dorsman, tegen de staatssecretaris van Justitie, te Den Haag, verweerder, gemachtigde mr. drs. A.M. Zeeman. Procesverloop Op 8 februari 2008 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld. Op 10 februari 2008 is namens eiseres tegen haar inbewaringstelling beroep ingesteld. Voorts is om schadevergoeding verzocht. De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2008, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Overwegingen 1. De rechtbank beoordeelt thans of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is. 2. Namens eiseres is - kort weergegeven - aangevoerd dat uit het proces-verbaal niet duidelijk blijkt welke bevoegdheden zijn gebruikt op grond waarvan eiseres naar haar identiteit is gevraagd. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dan de conclusie dat op grond van de Vw 2000 sprake moet zijn van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Daaraan is niet voldaan. Voorts is betoogd dat eiseres geclaimd kan worden bij de Belgische autoriteiten. 3. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar eerste grief. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2008 blijkt dat de verbalisanten: “… bezig waren met een Papos-controle in de Tarwewijk. Bij de woning gelegen aan het [adres] te Rotterdam belden wij (verbalisanten) aan, omdat hier volgens de gegevens [persoon], geboren op [geboortedatum] 1986 ingeschreven zou staan en deze [persoon] gesignaleerd stond. Na aanbellen opende de hoofdbewoonster de deur en hebben wij met haar toestemming de woning betreden. De hoofdbewoonster gaf later op te zijn genaamd [hoofdbewoonster], geboren op [geboortedatum] 1984 te Kisangani (Congo), wonende te [adres]. Op de vraag of [persoon] aanwezig was antwoordde de hoofdbewoonster dat [persoon] niet meer op dit adres woonde en zij ook niet wist waar [persoon] nu verbleef. In de woning waren verder aanwezig twee vriendinnen van de hoofdbewoonster en een man. Om te controleren of niemand van de aanwezigen [persoon] was, hebben wij alle aanwezige vrouwen naar hun identiteitsbewijs gevraagd. Een van de aanwezigen gaf hierop een Belgisch paspoort met nummer [paspoortnummer] en op naam van: [naam], geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Congo). In dit paspoort zat verder een verlopen visum voor de republiek Congo. Op de vraag of mevrouw haar geboortedatum wilde vertellen kon mevrouw hierop geen antwoord geven en wist ze alleen haar geboortejaar te vertellen. Omdat verbalisanten verder ernstig twijfelden aan de gelijkenis van de foto op het paspoort hebben verbalisanten de vrouw na overleg met de Vreemdelingendienst aangehouden ter zake artikel 231/2 Strafrecht en overgebracht naar het politiebureau Doelwater.” 4. Uit de stukken blijkt dat het binnentreden van de woning heeft plaatsgevonden in het kader van een onderzoek naar een persoon die in het zogenoemde Papos-systeem gesignaleerd stond en op het desbetreffende adres woonachtig zou zijn, waarbij de toepassing van de Vw 2000 niet aan de orde was. 5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (vide de uitspraak van 26 juli 2001 in zaaknummer 200102650/1, JV 2001/234, AB 2001 en 273 en RV 2001, 66) is het niet aan de rechter in vreemdelingenzaken om te oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheden. Indien de onrechtmatigheid van de aanwending van zodanige bevoegdheden door een daartoe bevoegde rechter is vastgesteld, kan de vreemdelingenrechter zich gesteld zien voor de vraag naar de gevolgen daarvan voor de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Van een dergelijk situatie is in het onderhavige geval geen sprake. 6. Dat neemt niet weg dat de wijze waarop de verbalisanten in het kader van hun algemene politietaak eiseres krachtens artikel 2 van de Politiewet 1993 hebben gevraagd zich te legitimeren in het kader van de toetsing van de direct daarop krachtens artikel 50 van de Vw 2000 uitgeoefende bevoegdheden, wel bij de vreemdelingenrechter ter toetsing staat. Niet is gesteld dat een daartoe bevoegde rechter de onrechtmatigheid van de aanwending van de in het kader van de algemene politietaken toegekende bevoegdheden heeft vastgesteld. De gegevens die de verbalisanten naar aanleiding van de eerste staandehouding ter beschikking stonden rechtvaardigen het, naar objectieve maatstaven gemeten, redelijk vermoeden van illegaal verblijf op grond waarvan de vreemdeling krachtens artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 kon worden staande gehouden. De grief faalt. 7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden eiseres krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting, in bewaring heeft gesteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat onweersproken is dat eiseres: ­ geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft; ­ niet beschikt over een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000; ­ zich heeft bediend van een of meer aliassen; ­ gebruik heeft gemaakt van een vals / vervalst document; ­ niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats; ­ niet beschikt over voldoende middelen van bestaan; ­ wordt verdacht van het plegen van een misdrijf. Het voorgaande is voldoende grond ernstig te vermoeden dat eiseres zich aan haar uitzetting zal onttrekken. 8. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat eiseres bekend is bij de Belgische autoriteiten en dat zij een status in België heeft die vergelijkbaar is met de status op grond van artikel 64 van de Vw 2000 in Nederland. Om die reden zal door verweerder met spoed worden onderzoek of eiseres kan worden geclaimd bij de Belgische autoriteiten. 9. Ter zitting is van de kant van eiseres nog een verklaring overgelegd van de Belgische Vreemdelingendienst van 11 februari 2008. Verweerders gemachtigde heeft medegedeeld dat dit stuk ook bij de claim zal worden betrokken. 10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vooralsnog niet gesteld kan worden dat geen reëel zicht op uitzetting bestaat of dat met onvoldoende voortvarendheid aan de uitzetting van eiseres wordt gewerkt. 11. Ook overigens is de rechtbank van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. 12. Gelet op het voorgaande moet de vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000 rechtmatig worden geoordeeld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 13. Het namens eiseres ingediende verzoek om schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu ingevolge artikel 106 van de Vw 2000 een dergelijk verzoek slechts kan worden toegewezen indien de rechtbank de opheffing van de bewaring beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van de maatregel wordt opgeheven, hetgeen in casu niet het geval is. 14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 15. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond; - wijst het verzoek om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot schadevergoeding af. Aldus gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2008.